
Journal d'un Curé de Campagne (1951)
Alternatieve titels: Diary of a Country Priest | Dagboek van een Dorpspastoor
Frankrijk
Drama
115 minuten
geregisseerd door Robert Bresson
met Claude Laydu, Leon Arnel en Antoine Balpêtré
Een jonge priester krijgt als eerste parochie het Noord-Franse Ambricourt toegewezen. De inwoners van de stad zijn echter niet geïnteresseerd, en praten dan ook weinig met hem. In zijn dagboek beschrijft hij de strijd met zijn omgeving en het geloof, wat hem verder wegdrijft van het dorp en God.
- nummer 232 in de tip 250
Trailer
https://www.youtube.com/watch?v=uYq9_iN7dGA
Wanneer je deze, als ook andere ingevoegde media op de site wilt zien, dan moet je hier even toestemming voor geven.
Met het tonen hiervan wordt er mogelijk door een andere partij cookies geplaatst en/of wordt je ip-adres geregistreerd, zonder dat MovieMeter hier invloed op heeft. Lees ons privacybeleid voor meer informatie over hoe MovieMeter met je privacy omgaat.
Interessant is het zeker. De man is een filosoof. Ik denk dat 'Pickpocket' de beste film is om mee te beginnen.
Voor mij gaan somige Bressonfilms over de pijngrens. Dan wordt het zelfkwelling om er naar te kijken.
De enige film die ik al had gezien van Bresson was Pickpocket (1959), en dat vond ik al een geweldige film. Ik weet niet waarom ik zo lang gewacht heb om mijn volgende film van Bresson te gaan kijken, want dit was werkelijk een unieke filmervaring. Of je nu gelovig bent of niet, iedereen die wel eens worstelt met existentiële vragen kan zich wel identificeren met de priester in deze film. Journal d'un curé de campagne is in al zijn eenvoud en traagheid werkelijk een groot meesterwerk. Het personage van de priester wordt door Laydu neergezet met zo weinig mogelijk gelaatsuitdrukkingen, en toch raakte hij me diep. Ik ken geen enkele protagonist in een film die zo miserabel is als hem.
Bresson is werkelijk de meest unieke regisseur die ik ken, zijn films zijn vandaag de dag nog altijd apart en origineel, en zullen dat altijd blijven.
5/5 en een plaatsje in mijn top tien.
Het mag duidelijk zijn dat het natuurlijk geen film is voor iedereen, en dat hoeft ook niet. Maar voor de filmfans is het een must-see.
Vragen die continu in je opschieten. Waarom gelooft men eigenlijk? Of juist andersom, waarom weigeren mensen te geloven? Het zijn vragen die de film zichzelf blijkbaar ook continu stelt, maar nooit over oordeelt. Wat een ervaring en ik weet zeker dat er nog zóveel aan mij ontschoten is. Een film die élke filmliefhebber hoe dan ook zou moeten hebben gezien (en dan heb ik het nog niet eens gehad over de visuele pracht, het schitterende acteerwerk (van amateurs) etc.).
Tout est grâce.
5*
Ondertussen mijn vijfde Bresson en ik begin langzaamaan aan zijn hand gewend te raken, het zelfs te accepteren en te respecteren. De andere films die ik van hem zag hebben me allemaal geboeid, maar nergens geroerd door hun stijfheid (ik vind ze wellicht hautain). Maar nu ben ik dan eindelijk toch écht geraakt.
Journal d'un Curé de Campagne is de oudste die ik tot nu toe van Bresson zag en wellicht ook degene die nog het meest zichtbare emotie in zich herbergt. Het minimalisme is aanwezig, edoch spreekt er ook emotie uit de personages.
In fragmentarische scènes (dagboekscènes) verneemt de kijker het wrange, getergde, wanhopige leven van een jonge priester. En juist de schoonheid (hoop, het leven) die tussen de misère te vinden is maakt dit echt prachtig. Er moet naar gezocht worden en die zoektocht is niet makkelijk, maar noodzakelijk. Dit geldt eigenlijk zowel voor de priester als voor de kijker. Want meermaals moest ik vechten om mijn aandacht er bij te houden en leek het constante sporadische karakter van de film (scènes die maar kort lopen en snel worden afgekapt) me te afstandelijk, maar uiteindelijk is het het absoluut waard. Het is net als een zwaar boek waar je je doorheen moet zwoegen, maar uiteindelijk kom je er gelouterd uit.
Bresson weet me met Journal d'un Curé de Campagne voor het eerst echt te overtuigen. Dit heeft vooral met het onderwerp te maken, alhoewel het getergde gezicht van de priester zeker bijdraagt aan deze zware ervaring.
Erg zware film - in meerder opzichten.
Ondertussen mijn vijfde Bresson en ik begin langzaamaan aan zijn hand gewend te raken, het zelfs te accepteren en te respecteren. De andere films die ik van hem zag hebben me allemaal geboeid, maar nergens geroerd door hun stijfheid (ik vind ze wellicht hautain). Maar nu ben ik dan eindelijk toch écht geraakt.
Werkelijk precies hoe het mij vergaat met Bresson.

Echt een schitterende film!
Als kijker beleef je de pijn van de priester mee, zijn onbestemde geestelijke en lichamelijke misselijkheid en vooral zijn diepgaande eenzaamheid. Wat me opviel in de film is de afwezigheid van God. God is niet tussen de mensen, noch in hun activiteiten, en hij lijkt me ook niet in de woorden van de priester zelf te schuilen, die zich juist zo bewust is van zijn leegheid en verlatenheid (echter, misschien wel in de woorden 'tout est grâce' die zo simpel maar toch enigmatisch zijn en de film eigenlijk in een heel nieuw licht stellen).
De film wordt gedragen door de verhouding van de priester tot de personen die hem omgeven: zijn leermeester, de schoolmeisjes, de dokter, de kasteelheer, de kasteelvrouw en hun dochter – wat een personage – en ook tot hemzelf. 'Verhouding', die echter de nadruk legt op zijn absolute eenzaamheid die een loden last op zijn schouders legt en die ook de kijker uit zijn lood slaat. De ziekte van de priester speelt eveneens een enorme rol: ze lijkt een teken te zijn van zijn onmogelijkheid zich in de aarde van het land te wortelen als deel van de gemeenschap, ze maakt hem geestelijk en is toonbeeld van zijn worsteling met zichzelf, de parochie, zijn geloof en God. Hij is geen man uit een stuk, heeft geen leiderschap, is (zoals de kasteelvrouw zegt) inderdaad nog een kind – maar aan de andere kant dwingt hij toch een zekere waardering af (zeker van de dochter van de kasteelvrouw en –heer en van Séraphine).
Uiteindelijk draait de film voor mij om een heel belangrijk gegeven: de onmogelijkheid in de wereld te zijn. Die onmogelijkheid wordt in Journal d'un curé de campagne op verschillende manieren gesymboliseerd: de ziekte van de priester, zijn problematische positie binnen zijn parochie, zijn geloof. – Het feit dat de hele film rond het dagboekgegeven is opgehangen, is hier ook van belang: het fungeert als een anker. Als hij de papieren op het einde, al stervende, op de grond laat vallen, dan symboliseert dit eigenlijk het uiteenvallen van zijn persoonlijkheid, zijn identiteit, en vooral ook zijn band met zijn parochie, de mensen en de wereld. De vraag is dan of er nog iets anders is - maar op die vraag volgt geen antwoord meer.
Prachtige, gevoelige film.
Een film over de afstandelijke plattelandswereld, eenzaamheid, de aanwezigheid van god, angst voor de dood. Erg complex en veelzijdig, ondersteund door een geweldige hoofdrolspeler. Toch moet je wel moeite blijven doen de aandacht erbij te houden, want erg levendig is het allemaal niet, maar gelukkig duurt de film daar kort genoeg voor, maar is gelukkig ook zeker niet te kort. Fabuleus einde ook!
4*
Vergeleken bij Bresson is onze vrolijke vriend Bergman bijna een soort van commerciële r&b videoclip-regisseur. (Blingmar Bergman of zo.

Nee, niet mijn ding.
De vragen zijn inderdaad existentieel, maar voor mij zit er nog te weinig lijn in de film. Naar het einde toe begon de aandacht zelfs te verslappen...nooit een goed teken.
Desondanks zeer boeiend. Om te herbekijken dus.
Dit is trouwens niet oninteressant.

Even vooropstelllen dat Bresson zijn minimalisme hier helemaal nog niet ten volle had ontwikkeld,naar het schijnt nam hij later zelfs afstand van de film.Hoe dan ook:de hoofdrolspeler was wel degelijk een professionele acteur,de rest van de cast merendeels ook.Hooguit bij de freule vindt je wat onnatuurlijk acteerwerk,maar misschien was dat incompetentie.Bovendien neemt de regisseur ons keurig bij het handje qua narratie,terwijl de dialogen onbressoniaans overvloedig zijn.Nog sterker,bijna de hele film bestaat uit dialogen.Wel is de thematiek bij uitstek Bressoniaans dwz. de ondraaglijkheid van een leven in een wereld waarin god dood is/lijkt.
Je kunt trouwens prima deze film apprecieren en tegelijkertijd gruwen van tarkovskiaanse neo-spirituele bla bla,door hem te interpreteren als een vernietigend commentaar over een achterlijke dorpsgemeenschap(klemtonen op gemeen) waarin een mens van goede wil en zelfs een priester niets te zoeken heeft(zie ook de werdegang van de dokter).Als onze geestelijke een keer een spirituele doorbraak boekt,wordt hij door de proleten om hem heen juist beschuldigd van kwaadwillendheid(de casus met de gravin).
Bernanos,op wiens boek de film is gebaseerd,was naar ik meen katholiek,Bresson atheist.De vraag of god en genade al dan niet aanwezig zijn blijft open,dat de delirerende priester orakelt dat alles goed is kan ook diens wereldvreemdheid benadrukken,of juist het motto van de film zijn.
Enige lichtpunt was voor mij echter de stoere legionnair op de motor.Daar vinden we nog echte mannen die elkaar in de ogen kijken en geen kleinzielige rancuneuze kleinburgers,zo wordt gesuggereerd.
Bresson staat bekend om het minimalisme dat hij altijd tentoonspreidt in zijn films, maar vergeleken met de andere films, die ik tot nu toe van hem zag, valt het in deze film op zich wel mee.
Het onderwerp in deze film is interessant. Het gaat over het leven van een jonge priester, die aan de hand van een dagboek verteld over het verloop van zijn leven. Een zwaar leven zo blijkt al snel, waarin maar weinig tot geen plaats was voor vrolijke zaken. Langzaam maar zeker raakt de priester als het ware verstrikt in het sociale web van het plaatsje. Het acteerwerk in de film is redelijk afstandelijk maar wel goed. Vooral de priester overtuigd en in feite zijn de gelaatsuitdrukkingen van hem vaak al genoeg om te zien wat zijn gemoedstoestand is op dat moment.
Wat ik trouwens wel ietwat storend vond was de voice-over van de priester die verteld van hij geschreven heeft, waarna hij het alsnog opschrijft. Op de een of andere manier vond ik dat allemaal een dubbel en te uitleggerig overkomen. Desondanks is het grotendeels een interessante en boeiende film. Alleen richting het einde verslapte mijn aandacht toch wel enigszins. Al met al is het zeker een meer dan behoorlijke film, maar het is zeker niet Bressons beste film.
3,5*
Een dieet van uitsluitend brood & wijn (het lichaam en het bloed van Christus) zal dan misschien de ziel ten goede komen, voor het menselijk lichaam ligt het nogal zwaar op de maag. Als dat geen tot de rand gevulde notendop is, inzake de staat van zijn van een navolger van Christus op aarde...
En die ambivalentie krijgt er nog een dimensie bij door de suggestie dat onze priester een kind is van een alcoholiste, en de wijn hem tegelijkertijd op de been houdt, en fysiek te gronde richt.
Journal d'un Curé de Campagne is een wonder van compactheid en spaarzaamheid, in een opeenvolging van tableaus, begeleid door, dan wel weerspiegeld in de dagboekfragmenten; alles bij elkaar een beeld schetsend van een vooral een innerlijke strijd voerende, jonge priester, in een onwelwillende, onbegrijpende en bij wijlen vijandige omgeving.
Zijn confrontaties met zijn mentor, het schijnbaar malicieuze schoolmeisje en met name de opstandige en verbitterde dochter van de graaf, zijn, in al hun soberheid en zakelijkheid, soms haast elektriserend en overlopend van onderliggende emotie, ondanks de schijn van het tegendeel.
Het uiterlijk van de personages in een film is natuurlijk nooit zonder belang, maar ik heb wat dat betreft zelden een gelukkiger keuze gezien dan Claude Laydu als de priester. Met zijn zorgelijke, grote hondenogen is hij hier van een grote fysieke schoonheid, misschien juist omdat het passend lijkt samen te vallen met het innerlijk zijn van deze figuur, met zijn blik die iets heeft van een wereldvreemd, schijnbaar van god en iedereen verlaten kind, maar wel één, die in al zijn onmacht en angst, een onbegrepen (of misschien juist wel min of meer onbewust wèl begrepen, juist door het schoolmeisje en de dochter) integriteit uitstraalt.
De film schetst daarmee misschien óók een treffend beeld van een kerk op de terugtocht, schijnbaar machteloos, in doodsnood, een entiteit die geen plaats heeft in de wereld, onbegrepen, maar toch emoties oproepend (al is dat meestal vijandig). Maar dat is dan nadrukkelijk niet een hopeloos verval van die 'kerk', maar precies dat wat het kennelijk moet wezen, altijd zou moeten wezen.
Ik moest wat dat betreft na het zien van deze film wel denken aan The Power and the Glory van Graham Greene, en ik ga denk ik ook maar eens op zoek naar de boeken van Bernanos, kennelijk een grootheid in het vooroorlogse Frankrijk, waar wel meer van verfilmd is, waaronder - inderdaad ook door Bresson - Mouchette. En tevens schoot Bunuels Nazarin mij weer te binnen als een film die ik ooit weer eens moet herzien.
Ja, ik heb nog zat te doen.