Ben Affleck speelde in zijn leven vier keer de rol van Batman. Hij nam het een keer op tegen Henry Cavill als superman, vocht tegen de Suicide Squad en was te zien in Justice League. Dat vond Affleck echter wel genoeg. Hij gaf voor The Batman het stokje door aan Robert Pattinson. Nu legt hij uit waarom. 

Dat het repeteren voor een grote rol een ingrijpend proces is, is geen nieuwe informatie. Vooral acteurs die voor hun personage een zekere metamorfose moeten ondergaan, komen in aanloop naar de opnames onder hoge druk te staan. Een voorbeeld hiervan Heath Ledger, die zichzelf voor zijn Joker-rol in 2008 voor lange tijd opsloot in een hotelkamer. Ook voor Ben Affleck hadden de opnames rondom de Batman-films een hevige impact op zijn leven. 

Aanvankelijk was het de bedoeling dat Ben Affleck ook de Zwarte Ridder zou vertolken in de nieuwe film The Batman, waarvan het script al klaar was toen de opnames van Justice League nog bezig waren. Dat waren echter drukke tijden voor de acteur, die op dat moment al kampte met een alcoholprobleem en bovendien een scheiding met actrice Jennifer Garner te verwerken kreeg.

In een interview met The Hollywood Reporter vertelt Affleck dat hij het script aan een kennis liet lezen, en deze hem adviseerde de rol af te slaan. "De persoon waarover ik het heb, vond het goed, maar gaf aan dat ik mijzelf dood zou drinken als ik zoiets nog een keer zou moeten doormaken.”