Elke vorm van narratie is een menselijke constructie, een daad van zingeving. Het is een poging van de mens om het onvatbare, het Kantiaanse sublieme, te vatten. Het is een poging om orde op te leggen aan de choas. Nietzsche noemt dit de Apollinische sluier die over de Dionysische aard van de mens en de natuur heen gedrapeerd wordt. Ook kunst (muziek, architectuur, zeker ook film), religie, wetenschap en moraal zijn op te vatten als vormen van narratie. Echter onvermijdelijk breekt op sommige momenten de oerkracht door dit vlies heen. Zoals vanavond een
aardschok het huis op haar grondvesten deed schudden tijdens het kijken van de film. Natuurlijk hebben al deze vormen van narratie (sociale) performatieve effecten, maar het blijven constructies. De waarde van film(kunst) zou dan kunnen zijn dat het de mogelijkheid biedt om te reflecteren op deze sociale conventies (wat Roland Barthes mythes noemt).
In de film is het thema redelijk geniaal uitgewerkt. Er zijn momenten in de film waarin de oerkracht, bijvoorbeeld de elementen aarde (zand) en water (zee), het wint van de narratie in de film. Hierin nemen abstracte elementen (van Dorsky) het even over van het lopende verhaal. Dit zijn momenten van contemplatie voor de kijker. Ook geeft de afwijkende kadering een zekere spanning bij het volgen van de (soms banale) dialogen (zie ook mijn comment bij
All the Vermeers in New York). In de cinematografie strijdt zo de orde (conventie) met de chaos (het experiment). Zoals danuz al zei, er is in Josts werk een samengaan van experiment en conventie, voor mij persoonlijk levert dat eerder dissonantie dan consonantie. Dat is fijn en uitdagend, dat is wat cinema nodig heeft.
Bedankt meneer Jost, dat u dit alles heeft weten duidelijk te maken. Tot nu toe heb ik vier films van u gezien, allen waren het hevige inslagen of regelrechte voltreffers.