Film begint met nadruk te leggen op dat het allemaal op feiten gebaseerd is: een waargebeurd verhaal dus over een justitiële misser die jaren later dient te worden rechtgezet door een kloeke reporter die, zoals het cliché betaamt, eerst geen zin in de opdracht heeft en er langzaam maar zeker wordt ingezogen. Sterk spel van vrijwel de hele cast; aan Stewart kun je zulks wel overlaten natuurlijk maar ook de bijrollen waren goed ingevuld. Het oude vrouwtje speelde zelfs met succes op mijn gemoed in.
Het einde is wat hapsnap, maar zeker een aangename en om onbekende redenen nogal vergeten film.
Moord en vreemdgaanderij in de Engelse upperclass: het levert een amusant uurtje op waarin de kiene inspecteur en zijn kloeke assistent de moord op de blonde kenau Lucille op dienen te lossen. De ene na de andere verdachte dient zich aan, en de ontknoping is uiteindelijk best verrassend te noemen. Paar pogingen visueel wat uit te pakken lukken niet helemaal, maar het spel van vrijwel de hele cast is opmerkelijk goed en de vaart zit er na het eerste kwartier behoorlijk in. Met Honor 'Pussy Galore' Blackman in een bijrol.
Alternatieve titel: Rene Clair's 'And Then There Were None', 14 juli 2019, 17:54 uur
Inderdaad is het einde wat filmvriendelijk gemaakt, ook wel door de oorlogssituatie: al te veel somberheid zou allicht niet goed worden gesmaakt (Christie schijnt zelf met dat argument haar goedkeuring voor deze opkuising gegeven te hebben). Enfin, door naar de film, want die is wel degelijk amusant. Tien vreemden van elkander worden naar een eiland gelokt door een mysterieuze gastheer die zich vervolgens niet laat zien. Terwijl de gasten één voor één het loodje leggen, wordt er uiteraard wel naar elkaar gewezen, maar de sfeer blijft desondanks best luchtig. Het standsverschil met de butler, die nota bene net zijn vrouw ten graf heeft gedragen, blijft uiteraard ook overend!
Met het basisidee van vigilantisme had misschien wel wat meer kunnen worden gedaan, maar het spel is amusant, het verhaal een winnaar en je gaat als automatisch toch mee-who-dunniten.
Misdaadverhaaltje dat bijzonder weinig om het vege lijf heeft, al dient bijgevoegde synopsis eigenlijk wat bijgeschaafd te worden. Wat op een doorsnee moordzaak lijkt, blijkt een stuk ingewikkelder te liggen en aan PI Strange de schone taak één en ander op te lossen. Via wat twists en turns komen we aan bij een even curieuze als toch wel onzalige finale à la Hercule Poirot. Een enkele amusante scene (met name rond de mafioso) kan niet verbloemen dat dit tussendoortje snel vergeten gaat worden.
En dat was dan het enige amusante fragment in deze donkergrauwe docu. Lachen met marginalen was het zeker niet; daarvoor waren de verhalen die (tussen de regels door) verteld werden veel te schrijnend. De inwoners van het troosteloze gebouw vallen uiteen in hen die er het beste van proberen te maken (ocharme, die man met zijn dochtertje) en de onwillende kanslozen waar ik altijd maar weinig geduld voor op kan brengen; ongetwijfeld een karakterzwakte mijnerzijds.
Curieus mysterieverhaaltje vol koddige momenten, tongue in cheek humor (niet altijd even geslaagd) en bizarre wendingen. De lichtelijk onsamenhangende samenvatting op deze pagina doet de film wel recht: een mix van genres en zonderlinge situaties, dan weer afgewisseld met standaard plotelementen om het verhaal verder te brengen.
Drie hoogtepunten dan. Ten eerste de, tegenwoordig ongetwijfeld politiek incorrecte, een-tweetjes tussen de drankbeluste detective Howard en de gekleurde voetveeg Moreland. Ten tweede de scene met de aap (gaat dat zien, gaat dat zien, pure horror) én last but not least elke scene met de bevallige en vlotgebekte Kit (een niets minder dan ravissante Anne Gwynne).
Voor het overige een hoop mislukte ingevingen, maar wel een curiositeit om te zien.
Vooral een heerlijk zwijgzaam openingskwartier, waarin de mannen in de stromende regen hun slag slaan. Nadat de buit verdeeld is gaan ze in drie groepjes ieder hun eigen weegs, met de juten op hun hielen en menig roadblock om te overleven. Her en der krijgen we een klein beetje te weten over het leven van deze mannen, maar de focus blijft vooral toch op het verhaal zelf en de spanning te liggen, de film is ook te kort voor allerhande uitweidingen. Gewoon erg fijn, met name toch door die onovertroffen opening.
Aparte film wel, al vanaf de opening-credits met een voice-over die de film introduceert en de karakters voorstelt, Mepris-style. Spijtig is dat deze voice-over de hele film vanaf een soort afstandje de zaken blijft duiden, tot vervelens toe. Vervelend is ook de Ierse inspecteur die met een vet accent constant zogenaamd intelligent uit de hoek komt. Echt lekker op gang schiet alles nooit, ondanks een paar mooie buitenshots van New York. Ook mijn vierde Dassin kan me derhalve niet bekoren: niet mijn regisseur.
Cynisch gebeuren waarin een politie-agent een geldloper voor de onderwereld in koelen bloede overhoop schiet en er met de inhoud van diens zakken vandoor gaat. Zijn collega-smeris (en protegé) Mark heeft al snel door dat er iets niet geheel in de haak is, en het net sluit al gauw om genoemde Killer-Cop die met de centjes, ach hoe burgerlijk, een huis voor zijn liefje wil kopen, inclusief nieuwe keuken.
Best een paar aardig harde scénes in deze inderdaad low-budget film, waarbij hierboven genoemde gaffe wel de meest opvallende is. Hierna is het best genieten geblazen, mede door een uitblinkende cast: O'Brien is erg sterk in zijn cynische rol en Agar is natuurlijk een cultheld van hier tot Tokio. Ook Emile Meyer als geharde captain Gunnarson steelt menig scène met zijn niet te doorgronden accent.